Argumentatieanalyse

In dit hoofdstuk leer je wat argumentatieanalyse inhoudt en wat het doel ervan is: een methode waarmee je stap voor stap kunt bepalen of de argumentatie in een betoog aanvaardbaar is; wat de theoretische achtergronden zijn van de argumentatieanalyse: de klassieke disciplines logica, dialectica en retorica; hoe je de argumentatie in een betoog analyseert, waarbij je begint met het herkennen van standpunten en argumenten en vervolgens de argumentatiestructuur van de gehele tekst in kaart brengt; hoe je van elke individuele argumentatie in de tekst het type kunt identificeren; hoe je de aanvaardbaarheid, relevantie en toereikendheid van de individuele argumenten kunt vaststellen door de bij het argumentatietype behorende kritische vragen te stellen; hoe je de evaluatie van de afzonderlijke argumenten kunt gebruiken om te bepalen of je het hoofdstandpunt aanvaardt en welke zwakke plekken er in het betoog zitten.

Hornikx, J., & Wagemans, J. (2023). Argumentatieanalyse. In Karreman, J., & Enschot, R. van (Red.). Tekstanalyse: Methoden en toepassingen (pp. 151-214). Assen: Van Gorcum. [link]

On the conditional acceptance of arguments from expert opinion

During the COVID-19 pandemic, people around the world were bombarded by new information, often provided by experts, such as epidemiologists, virologists, or intensive care specialists. These experts have struggled at convincing the general public to behave in ways that make a way out of the pandemic possible. In this chapter, it is argued that audience acceptance of appeals to experts is conditional in two ways. First, acceptance of expert opinions is conditional upon the degree to which appeals to expert opinions respect critical questions regarding the evaluation of these appeals. Second, acceptance of expert opinions is conditional upon the audience’s prior belief in the claims. It is argued that the most likely factor that has played a role in the lack of influence of experts is the weak consensus between experts when it comes to issues regarding the COVID-19 pandemic.

Hornikx, J. (2022). On the conditional acceptance of arguments from expert opinion. In Oswald, S., Lewinski, M., Greco, S., & Villata, S. (Eds.), The pandemic of argumentation (pp. 355-371). Springer. [link]

Cultural differences in the perceptions of strong and weak arguments

The process of arbitration requires human reasoning and decision-making. Parties evaluate the evidence that is available to them and decide how to best present their case. Arbitrators aim to resolve a dispute by weighing the evidence and the legal arguments that are presented by each side. Researchers have underlined the importance of strong evidence in legal deliberations, but what exactly characterizes strong arguments? This chapter addresses this question as a first point. The characteristics of arbitrators, such as age, gender, and cultural background, may affect how arbitrators process arguments. Yet given the aim of arbitration to be an objective and neutral process, it is important to consider how such characteristics may impact the ultimate outcome of a case. This chapter examines the last of these characteristics, namely the role of culture in this decision-making process. More precisely, this chapter reviews the research evidence on how members of different cultures evaluate strong and weak arguments.

  • Hornikx, J.  (2017). Cultural differences in the perceptions of strong and weak arguments. In T. Cole (ed.), The role of psychology in international arbitration (pp. 72-92). Alphen aan den Rijn: Wolters Kluwer. [link]

An experimental investigation of the role of distraction and dilution

PaglieriStudies on persuasive arguments have generally found that claims supported by high-quality evidence are better accepted than claims supported by low-quality evidence. However, an experiment by Hoeken and Hustinx (2007) demonstrated that this effect was only observed in short texts (a claim with evidence), but not in longer texts (where information unrelated to the evidence was added at the end of the text). The present experiment was conducted to examine whether this effect of text length could be explained by distraction (the additional text at the end distracts the reader) or by dilution (the additional text makes the fragment less diagnostic for claim evaluation). Participants (N = 629) read two texts with a claim supported by high-quality or low-quality (anecdotal, statistical, or expert) evidence. The text was presented in one of the three versions: (1) short, (2) long with additional information at the end, or (3) new in comparison to Hoeken and Hustinx (2007) – long with additional information at the start. The data found support for the distraction explanation. An effect of evidence quality on claim acceptance was observed in two conditions: in the short text, and in the longer text with additional information at the start. The effect of evidence quality was not found in the longer text with additional information at the end.

  • Hornikx, J. (2016). Evidence quality variations and claim acceptance: An experimental investigation of the role of distraction and dilution. Paglieri, F., Bonelli, L., & Felletti, S. (eds.), The psychology of argument: Cognitive approaches to argumentation and persuasion (pp. 211-222). London: College Publications. [paper book]

De perceptie van afzwakkende en versterkende markeerders in isolatie en in reclamecontext

demachtvantaalReclameclaims worden soms versterkt of afgezwakt door markeerders als ‘in alle gevallen’ of ‘in de meeste gevallen’. Bestaand experimenteel onderzoek naar de overtuigingskracht van markeerders laat uiteenlopende resultaten zien. Het huidige onderzoek probeert deze bevinding te verklaren door de perceptie van versterkende en afzwakkende markeerders in isolatie en in een reclamecontext te meten. Proefpersonen (N = 230) kenden een mate van waarschijnlijkheid toe aan beide markeerders in isolatie en in een reclamecontext (ingebed in een productclaim). De markeerders lijken hun doel niet te dienen: op een 100-puntsschaal scoren afzwakkers 64 (isolatie) of 57 (reclamecontext) en versterkers 78 (isolatie) of 70 (reclamecontext). Met deze scores voor markeerders is het niet vreemd dat de overtuigingskracht van productclaims niet toeneemt wanneer markeerders worden toegevoegd. In een reclamecontext waren, zoals verwacht, de waarschijnlijkheidsinschattingen significant lager dan in isolatie.

  • Hornikx, J., & Krommenhoek, N. (2016). De perceptie van afzwakkende en versterkende markeerders in isolatie en in reclamecontext. In D. Van de Mieroop, L. Buysse, R. Coesemans, & P. Gillaerts (Red.),  De macht van de taal: Taalbeheersingsonderzoek in Nederland en Vlaanderen (pp. 77-86). Leuven: Acco. [link]

Een kritische analyse van de manipulatie van argumentkwaliteit in reclameonderzoek

demachtvantaalOver het algemeen raken mensen meer overtuigd door sterke dan door zwakke argumenten. In de empirische literatuur bestaan er echter inconsistente bevindingen voor het effect van argumentkwaliteit. In dit paper wordt onderzocht of de manipulatie van argumentkwaliteit een verklaring kan bieden voor deze tegenstrijdige bevindingen. Een analyse van dergelijke manipulaties in 32 uitgevoerde empirische onderzoeken leidt tot twee belangrijke inzichten. Ten eerste manipuleren onderzoekers voornamelijk pragmatische argumentatie, waarbij het standpunt over de wenselijkheid van de aanschaf van een product wordt ondersteund door te verwijzen naar de wenselijke gevolgen van het gebruik van dat product. Ten tweede blijkt de wijze van manipulatie sterk uiteen te lopen: bij de zwakke argumenten wordt soms naar minder wenselijke gevolgen verwezen, in andere gevallen naar neutrale gevolgen (waardoor er eigenlijk geen sprake is van een argument), en soms zelfs naar onwenselijke gevolgen (waardoor er geen sprake is van een zwak pro-argument maar van een tegenargument). Deze verschillende manieren waarop argumentkwaliteit in de 32 onderzochte studies gemanipuleerd werd, zouden een verklaring kunnen bieden voor de soms tegenstrijdige bevindingen in onderzoek naar argumentkwaliteit.

  • Weerman, A., Hoeken, H., & Hornikx, J. (2016). Een kritische analyse van de manipulatie van argumentkwaliteit in reclameonderzoek. In D. Van de Mieroop, L. Buysse, R. Coesemans, & P. Gillaerts (Red.),  De macht van de taal: Taalbeheersingsonderzoek in Nederland en Vlaanderen (pp. 309-321). Leuven: Acco. [link]

Foreign language display in advertising from a psycholinguistic and sociolinguistic perspective

9781466682627When targeting consumers on a global scale, companies make strategic use of languages in their advertising campaigns. This chapter presents an overview of theories and research regarding the effectiveness of the use of foreign languages (foreign language display, FLD) in advertising. The aim is to bring together theories and empirical studies from various domains, and to show principled explanations for the effectiveness of FLD from two perspectives. The first, psycholinguistic perspective examines the way in which foreign languages in advertising are mentally processed; the second, sociolinguistic perspective links the foreign language use to characteristics of the country where the foreign language is typically spoken. This chapter presents empirical evidence for the benefits and drawbacks of FLD, and identifies areas for further research.

  • Hornikx, J., & Meurs, F. van (2015). Foreign language display in advertising from a psycholinguistic and sociolinguistic perspective: A review and research agenda. In J. M. Alcántara-Pilar, S. del Barrio-García, E. Crespo-Almedros, & L. Porcu (Eds.), Analyzing the cultural diversity of consumers in the global marketplace (pp. 299-319). Hershey: IGI Global. [link]

Van traditionele radioreclame naar crosschannel reclame

uluistertnaarradioVoor traditionele media zoals radio zorgt de toegenomen cross-platform mediabeleving tegelijk voor een bedreiging als een opportuniteit voor het verdienmodel. De toename aan meer visuele en interactieve kanalen via het internet houdt in dat een kleiner stuk van de reclamekoek van mediaplanners naar radioreclame zou gaan. Anderzijds biedt een cross-platform strategie ook opportuniteiten. Cross-mediale advertentiecampagnes bereiken de consument namelijk op een meervoudige manier en zouden zo tot sterkere effecten kunnen leiden. Voorveld (2011) bestudeerde als eerste de effectiviteit van simultane cross-mediale reclame: reclame die tegelijk via (internet)radio en internettekst de consument bereikt. Zij toonde aan dat deze aanpak tot betere herinnering, attitudes en aankoopintenties leidde dan advertenties via een enkel medium. In dit hoofdstuk bespreken we de relevante literatuur over cross-mediale reclame en vullen we die aan met een studie die het onderzoek van Voorveld (2011) conceptueel repliceert en nuanceert. In een online setting zagen deelnemers een nieuwspagina en luisterden ze tegelijk naar een radiofragment. De advertenties in beide kanalen werden gemanipuleerd zodat iedereen de doeladvertentie voor Ford of op twee internetpagina’s zag of eenmaal zag en tegelijkertijd een radiocommercial over Ford hoorde. In tegenstelling tot vergelijkbaar onderzoek (Smits & Hornikx, 2013) resulteerden advertenties die crossmediaal werden aangeboden niet in betere reclame-effecten dan advertenties die tweemaal op internet aangeboden werden. Bovendien bleek dit verschil niet afhankelijk van hoe skeptisch men staat ten opzichte van dit type marketingtechniek stond.

  • Hornikx, J., & Smits, T. (2014). Van traditionele radioreclame naar cross-channel multitasking reclame: wat is de meerwaarde? In d’Haenens, L., & Ichau, E. (Ed.), U luistert naar radio: Gebruik, functies en productie (pp. 133-147). Gent: Academia.

English loanwords and their counterparts in Dutch job advertisements

BossenbroekA question which has not yet been addressed in loanword studies is to what extent people perceive loanwords as having different meanings than their native-language equivalents, and on what factors this may depend. Two factors determining association overlap between equivalent L1 and L2 words are their concreteness and cognateness. The aim of the current study was to determine experimentally to what extent English loanwords from Dutch job ads evoke the same associations as their Dutch equivalents, and to what extent this association overlap is predicted by the degree of concreteness and cognateness of these words. In an experiment, 60 Dutch participants wrote down associations with 30 English loanwords selected from corpora of Dutch job ads and with their Dutch counterparts, in two sessions separated by a six-week interval. As a baseline, they also wrote down three associations with English/Dutch word pairs which Van Hell and De Groot (1998) had found evoked a relatively small and a relatively large proportion of overlapping associations, respectively. The degree of concreteness and cognateness of these words was determined in separate norming studies involving 129 Dutch participants. It can be concluded that – in line with the Conceptual Feature Model – Dutch people have different associations with English loanwords from Dutch job ads than with their Dutch equivalents, and therefore link them to different conceptual features. The results showed that the mean overlap in associations between the English loanwords from Dutch job ads and their Dutch equivalents was 21.6%. This was significantly less than the percentage for the word pairs for which large overlap had been expected (30.6%), and similar to the percentage for the word pairs for which little overlap had been expected (21.4%). Regression analyses revealed that the degree of association overlap was significantly predicted by cognateness but not by concreteness.

  • Meurs, F. van, Hornikx, J., & Bossenbroek. G. (2014). English loanwords and their counterparts in Dutch job advertisements: An experimental study in association overlap. In Zenner, E. & Kristiansen, G. (Red.), New perspectives on lexical borrowing: Onomasiological, methodological and phraseological innovations (pp. 171-190). Berlin: Mouton de Gruyter (pdf online).

Begrijpelijkheid van informatie over complexe producten en diensten

Photo 03-10-13 10 00 53Door ontwikkelingen op het gebied van digitalisering is de behoefte aan begrijpelijke taal belangrijk voor consumenten, aanbieders en toezichthouders op het terrein van complexe, financiële producten en diensten. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de gevolgen van de digitalisering voor de hoeveelheid en de aard van productinformatie en voor het zoek- en selectiegedrag van consumenten. Daartoe zijn interviews gehouden met aanbieders van complexe producten en diensten en met toezichthouders op de financiële, de consumenten- en de reclamemarkt. Uit de interviews komt naar voren dat informatie in grote hoeveelheden aanwezig is, multimodaal wordt aangeboden en dat de consument veel keuzevrijheid heeft. Aanbieders hebben de neiging om digitale teksten simpeler en korter te maken. Tot slot blijkt vindbaarheid van informatie een punt van zorg en concluderen de informanten dat iedere consument van digitalisering profiteert, maar dat de nadelen vooral de reeds kwetsbare doelgroepen treffen.

  • Hornikx, J. (2013). Begrijpelijkheid van informatie over complexe producten en diensten: welke gevolgen heeft de digitalisering? In R. Boogaart, & H. Jansen (red.), Studies in Taalbeheersing, volume 4 (pp. 135-143). Assen: Van Gorcum. [pdf]